Emissiereducties

Minder voer zorgt voor lagere emissies, dat is eenmaal zo. De melkproductie en melkgehaltes zijn lager wanneer we niet optimaal voederen, wat niet gunstig is voor de inkomsten. Met FIR wordt er meer uit het voer gehaald, omdat van de nature aanwezige bacteriedodende stoffen worden geneutraliseerd. De bacteriën die nodig zijn voor de voedervertering groeien hierdoor veel beter. Door deze intensievere vertering kan met minder eiwit, dan wel voeder, worden volstaan. Zonder toe te geven op de productie. Er wordt dan ook meer uit eigen ruwvoeder gehaald, dus zowel milieuwinst, als economische winst! Dat is de juiste wijze van duurzaam boeren.

Vermindering ammonium/ammoniak

In de opslag van (drijf)mest vindt altijd na-vertering plaats. Bij dieren met een niet-optimale vertering (niet-FIR rantsoenen) uit zich dit met juist extra verteringsprocessen in de mest. Tijdens deze vertering wordt het organische stofgehalte lager, komt er meer ammonium vrij en ontstaan er meer gassen. De gassen die vrijkomen bevatten CO2 (vertering organische stof) en nemen de ammoniak uit de mest mee. Rustigere mest zorgt ervoor dat er minder ammonium uit urine in de mest komt én dus ook een lagere ammoniakemissie. Het voerspoor is een van de weinige effectieve mogelijkheden tot ammoniakemissie-reductie. Pas als er ammoniakmeters in en rond de stal komen, zal dit potentieel ook echt in vergunningen terecht kunnen komen. Het voerspoor dat zowel economisch als milieutechnisch duurzamer is dan de niet werkende groen-label stallen/vloeren en andere hardware oplossingen.

De cijfers

In de praktijk zie je bij FIR-bedrijven dat er in het voorjaar ca. 10% meer organische stof in de mest zit en tegelijk ca. 30% minder ammonium. De beperking van emissie is zowel in de stal als het veld. De landbouw heeft de emissie al met ca. 65% teruggedrongen. (Dit terwijl de luchtvaart in Nederland in dezelfde tijd (1993-2023) gegroeid met een factor 3, precies andersom dus.)  De landbouw is weliswaar veel groter, maar het geeft wel wat aan. Momenteel zou men nog eens 30% minder ammoniakemissie willen, dat is alleen op basis van voerspoor maatregelen haalbaar. Niet met uitkoop noch met te ingewikkelde perspectieven die onhaalbaar zijn, door de internationale handel en concurrentie.

Emissie methaan en giftige gassen zoals blauwzuurgas en zwavelwaterstof

Hoe meer vertering er plaatsvindt, des te lager de redoxpotentiaal in de mest wordt. In drijfmest is deze gemiddeld al laag, zo tussen de -375 en -425. Als deze door extra verteringen lager dan -400 wordt, ontstaan ook blauwzuur en methaan. Vanuit de overmaat aan onbenut eiwit wordt extra zwavelwaterstof (H2S) aangemaakt, bekend van zijn rotte eieren geur. Dit veroorzaakt niet alleen milieuschade en een ongezond stalklimaat, het is bovendien brandgevaarlijk. Methaan wordt ook geacht een krachtig broeikasgas te zijn, 25x effectiever dan CO2.

Vermindering methaanuitstoot uit dier-scheten

Methaan kan vrijkomen uit de scheten van een dier. Uit onderzoek is bekend dat de redoxpotentiaal in het verteringssysteem daar een rol in speelt. Eurolab stelde vast dat de inhoud van de darm bij een FIR-rantsoen een net wat hogere redox heeft dat vooral ook hoger blijft in de bewaring van mest. Hierdoor mag worden verwacht dat de methaanproductie ook iets lager is.


Nieuwsbrief